Auteur: mr. A.S. Kasdiran
Datum: 1 april 2017
In de regel heeft de werknemer geen aanspraak op loon als hij de bedongen arbeid niet heeft verricht.
Indien echter de oorzaak daarvan in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, is de werkgever op grond van artikel 7:628 BW verplicht het loon door te betalen. Wel kan deze loondoorbetalingsverplichting voor de eerste 6 maanden van de arbeidsovereenkomst schriftelijk worden uitgesloten. Deze bepaling ziet volgens de wetsgeschiedenis met name op “bedrijfsrisico’s, zoals ziekte of overlijden van de werkgever, weersomstandigheden die het werk onmogelijk maken, onvoldoende orders of onvoldoende grondstoffen om te produceren, stagnatie in de afzet etcetera, die voor rekening van de werkgever behoren te komen, tenzij daar voor een bepaalde periode ten nadele van de werknemer bij schriftelijke overeenkomst of bij CAO van wordt afgeweken. Het ziet dus niet op periodes dat de werknemer als gevolg van arbeidsongeschiktheid niet in staat is arbeid te verrichten” (Rechtbank Dordrecht 17 november 2011, ECLI:NL:RBDOR:2011:BW2567).
Bovendien kan de uitsluitingsperiode in een cao worden verlengd voor bepaalde functies, mits de daaraan verbonden werkzaamheden incidenteel van aard zijn en geen vaste omvang hebben. Daarvan is sprake bij uitzendovereenkomsten. De periode van uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting is in de ABU/NBBU-cao’s dan ook verlengd tot 78 weken.
Aldus heeft de uitzendkracht geen aanspraak op loon, indien hij in deze periode (fase A / fase 1 en 2) geen arbeid heeft verricht.
Voor meer informatie:
Kasdiran Rechtspraktijk │T 0412-484256 │ E info@kasdiran.com